Jozef Weyns (Heist-o/d-Berg, °1913 – Genk, +1974) studeert af als onderwijzer aan de Normaalschool te Lier, waarna hij het diploma van licentiaat in de Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde behaalt aan de Universiteit Gent. In 1946 promoveert hij tot doctor in de Kunstgeschiedenis en de Oudheidkunde met een proefschrift over de plastiek in het Neder-Congogebied. Dit mede onder impuls van zijn promotor prof. Olbrechts.
Zijn belangstelling gaat uit naar heemkunde in al haar dimensies en door zijn vele voordrachten en publicaties geniet hij een grote bekendheid.
In 1957 wordt hij de eerste conservator van het Vlaamse Openluchtmuseum Bokrijk. Hij ontwerpt de algemene aanleg volgens het nederzettingsprincipe. Gebouwen worden namelijk ingeplant in hun eigen landschappelijk kader. Ze zijn omringd door hun kleinschalige omgevingselementen zoals: hagen, een bornput, moestuin, een boomgaard, bijenhal, een bakhuis….
Als vormgever en eerste conservator van Bokrijk heeft hij internationale contacten met collega’s van Europese musea.
Zo ontstaat de werkgemeenschap der Europese openluchtmusea. De andere openluchtmusea in Europa volgen het voorbeeld van het nederzettingsprincipe.
Zijn grote deskundigheid blijkt ook uit het in 1974 postuum uitgegeven vierdelige naslagwerk Volkshuisraad in Vlaanderen.
Dit standaardwerk is een encyclopedie van de materiële volkscultuur en heeft een uitzonderlijk wetenschappelijke waarde.
Als voorzitter van het Verbond voor Heemkunde groeit hij uit tot een belangrijke pionier van de heemkunde in Vlaanderen, en daarbuiten.
Echtgenote Paula Weyns-Mijlemans zorgt er na het overlijden van Jozef Weyns voor dat zijn nalatenschap niet verloren gaat.
Zij verzorgt onder meer de heruitgave van 'Volkshuisraad in Vlaanderen' in 1999, in eigen beheer.
In Beerzel én in Heist-op-den-Berg is er een straat genoemd naar dr. Jozef Weyns
en ook de Basisschool in de Jan de Cordesstraat Beerzel draagt zijn naam.